//// De Zolder - het begin
Ontstaan
In de jaren 1960 bestond er op het nog jonge Onze-Lieve-Vrouwecollege een zekere theatertraditie. Toneelstukken (de bekende werken voor herentoneel) werden er opgevoerd, eerst met de collega's, maar steeds vaker ook met leerlingen. Dit resulteerde in een eerste groots opgezet theatergebeuren door en voor leerlingen, opgevoerd in de Sint-Kristoffelzaal: "De Bodemloze Mand". Achteraf beschouwd had het heel veel weg van een reeks veredelde kampvuurnummertjes, maar het heilige vuur was er ... en het jaar daarop (1971) kwam er in het kader van een schoolfeest een evocatie van "De Kleine Prins". Dit sloeg erg goed aan, en meteen sprongen nog enkele collega's op de toneelkar. Algauw werd uitgekeken naar een eigen aangepaste ruimte. Bij die exploratietocht stootten zij op één van de leegstaande zolders van de school. Het was misschien niet de ideale ruimte, wat te lang en te smal, maar mits wat aanpassingen best bruikbaar. Een veertiendaags werkkamp met enkele leerlingen en leerkrachten volstond om die stoffige, verlaten zolder om te toveren tot een stemmig en intiem theaterzaaltje.
Toenmalig directeur Jacques Kina begreep heel goed dat die unieke ruimte alle kansen bood aan jongeren om zich creatief uit te leven "in vorm en taal, in beweging en ritme. Luisteren en spreken ... en stil worden bij het plots ontdekken van wat je samen met mekaar onvindbaar achtte. Expressie laten groeien uit je zintuiglijk aanvoelen met al de vezels van je lichaam en je ziel. Uitdrukking worden van wat dichter en kunstenaar gekoesterd hadden als een onvoltooide symfonie. Of wat uit eigen spontaan aanvoelen opborrelde. Cultuur geboetseerd door jonge handen."
Het theatertje kreeg de logische naam 'De Zolder'. In 1972 ging de eerste productie er in première: "Fragma 6" , toneelfragmenten van J. Van Hoeck, Ionesco, R. Rose, M. Frisch, Terentius en Aeschylos gespeeld in de oorspronkelijke taal! Vele stukken volgden, algauw in samenwerking met, eerst het instituut Mariawende, later met het St.-Andreaslyceum. Hoogtepunten waren ongetwijfeld de Nederlandstalige creatie van Ionesco's "Macbett" (1973), de collages uit het werk van Van Ostaijen (1976), Boris Vian (1978), Multatuli (1982), Gezelle (1985) en Timmermans (1990). Er waren eigen dramatiseringen van "Het Dwaallicht" (1986) en "Reinaert de Vos" (1993) en bewerkingen van kleppers uit het repertoiretoneel zoals Shakespeares "Midzomernachtsdroom" (1984), Goethes "Faust" (1988), Sophocles' "Antigone" (1995) "Peer Gynt" van Ibsen (1997) en recent nog, "De Krijtkring" (1998) naar Bertolt Brecht en Garcia Lorca's "Bloedbruiloft" (1999). Maar ook Molière, Lope de Vega, Nabokov e.a. passeerden reeds de revue.
Teamwork
Ruim een kwarteeuw ononderbroken schooltoneel is niet niks! De pioniers van toen hebben misschien nooit durven hopen dat hun initiatief zo lang stand zou houden... Niet toevallig programmeerde de Zolder het stuk "Milagro! Milagro!" om zijn twintigjarig bestaan te vieren. Een echt mirakel is het niet, maar toch een erg verdienstelijke prestatie, zeker in een tijd waarin jongeren alsmaar meer kansen geboden wordt om zich op allerlei domeinen buitenschools te engageren.Hoe dat komt? Allicht omdat van bij het begin de klemtoon lag op groepswerk, waarbij iedereen verantwoordelijkheid draagt voor alles. Van stukkenkeuze tot regie, van decorbouw tot grafische vormgeving, alles gebeurde collectief. Regisseurs (meervoud!) timmeren dus naarstig mee aan de decors, hangen de spotjes op de juiste plaats, samen met de spelers, op voet van gelijkheid. Uiteraard zijn er wel eens meningsverschillen (gelukkig maar!) maar die worden uitgepraat. Iedereen kent elkaars gevoeligheden maar ook en vooral elkaars sterke kanten. Daarom worden er vrij makkelijk toegevingen gedaan, omdat de productie uiteindelijk belangrijker is. Uiteraard kan zo'n werkwijze alleen maar standhouden als er openheid, wederzijds respect, zeg maar vriendschap, heerst in de groep. Ook binnen de spelersgroep wordt dat principe spontaan gehanteerd en gerespecteerd: termen als 'hoofdrol' of 'figurant' zijn er zonder meer taboe. Iedereen is drager van het geheel.
Beperkingen
Een ander principe dat De Zolder al jarenlang hanteert is: "Iedereen die wil, mag meespelen". Geen kwalitatieve discriminatie dus. Uiteraard zal zoiets het eindresultaat enigszins hypothekeren. Maar voor De Zolder is het didactische en het menselijke aspect van schooltoneel minstens even belangrijk als het zuiver artistieke. In die zin is De Zolder geen echt toneelgezelschap, geen groepje avant-garde experimentalisten. Uiteraard streven zij naar een zo goed mogelijk eindresultaat, maar niet ten koste van het respect voor de mogelijkheden en de beperkingen van alle medewerkers. Ook wat dat betreft blijven zij trouw aan wat de doelstelling was van bij de start: drama gebruiken als middel om jongeren te leren zich te bewegen, zich in te zetten in groep, zich uit te drukken en ... daar veel plezier aan te beleven. Daarom ook is het goed dat de toneelzolder van het Onze-Lieve-Vrouwecollege ook tijdens de lesuren wordt gebruikt door steeds meer leerkrachten. Voor heel wat leerlingen betekent een uurtje op De Zolder een verademing, omdat ze er gestimuleerd worden om spontaan te zijn. Vaak ook komen ze er heel wat over zichzelf te weten, ze ontwikkelen er zelfvertrouwen, herontdekken er de waarde van verbeelding, zintuigen en gevoelens of beseffen dat het lichaam ook een taal spreekt.Ook de leeftijd van de acteurs laat De Zolder niet toe om het even wat te programmeren. Experimentele producties, literaire evocaties, klassiekers en zelden gespeelde curiosa, het kan allemaal op voorwaarde dat de grens van het 'haalbare' niet wordt overschreden wat de problematiek betreft. Uiteindelijk moet alles op een geloofwaardige manier ingevuld kunnen worden door jonge mensen van 16-17 jaar. Anderzijds heeft De Zolder altijd geprobeerd al te doorzichtige boulevardstukken uit de weg te gaan. Theater kan immers ook een prima middel zijn voor wat extra cultuurbeleving op school, om jonge mensen op een zinnige en verrijkende manier te confronteren met wat leeft in de maatschappij.Bovendien zijn er de materiële beperkingen, zoals de ruimte. Die meet slechts 19 bij 6 m en laat niet toe op een verhoog te spelen van meer dan 30 cm. Ook financieel zijn de mogelijkheden uiteraard gelimiteerd. Voor verwarming en elektriciteit kan De Zolder gelukkig terugvallen op het Onze-Lieve-Vrouwecollege. Alle andere onkosten (klank- en lichtinstallatie, decors, kostuums, grime ...) moeten door de toegangsgelden worden gefinancierd ... Gaandeweg hebben de mensen van De Zolder echter geleerd deze beperkingen eerder als uitdagingen te zien. Met wat verbeelding, durf en creativiteit blijkt immers heel wat mogelijk!